Het onderzoek naar de betekenis van voeding voor het begrijpen van ADHD is zonder twijfel belangrijk. Dit jaar werd voor het eerst een wetenschappelijke studie afgerond die op het gebied van aantal deelnemers, representativiteit voor de bevolking en opzet voldoende scoorde. Dit onderzoek werd gevoerd bij kinderen tussen 4 en 8 jaar, met Nederlandse en Belgische kinderen, als promotieonderzoek van Lidy Pelsser (INCA-studie).

Resultaten en beperkingen
Deze studie leverde een aantal opmerkelijke resultaten op. Ten eerste werd aangetoond dat voeding een invloed kan hebben op symptomen van ADHD en ODD (oppositioneel-opstandige gedragsstoornis). Een tweede vaststelling was dat het ging om ‘gewone’ voedingsmiddelen en niet om producten die typisch in verband worden gebracht met een allergie. Verder onderzoek is echter noodzakelijk om de resultaten te bevestigen, de kennis te verfijnen en de gevolgen op langere termijn in te schatten.

Dit onderzoek is zeker waardevol, maar heeft ook een aantal beperkingen. Aangezien de ouders steeds weten welke behandeling hun kind krijgt, valt niet uit te sluiten dat hun verwachtingen een invloed hebben op de inschatting van het gedrag van hun kind. Dit maant aan tot voorzichtigheid bij de interpretatie. Daarnaast kan zowel de motivatie van de ouders als de extra aandacht voor het kind een invloed hebben op de resultaten van het dieet.

Wat nu?
Wat betekent het onderzoek nu voor kinderen met ADHD? Moeten we hen meteen allemaal laten onderzoeken rond voeding? Anderzijds: zijn we fout als we toch liever iets anders doen om onze problemen op te lossen of als een strikt dieet niet echt mogelijk lijkt in ons gezin?

Om te beginnen is er nog meer onderzoek nodig om de resultaten te bevestigen, verder uit te zoeken welke mechanismen er in werking treden en welke voedingswaren meer kans hebben om een reactie te geven. Dit zal mogelijk diagnostisch onderzoek in de toekomst vergemakkelijken. Tot nu toe gaat het onderzoek om een zeer streng en nauwgezet systeem dat moet worden toegepast op zoek naar mogelijke boosdoeners. Men moet als ouder al sterk overtuigd zijn en in staat zijn om erg systematisch met voeding om te gaan én om deze uitdaging vol te houden.

Het is geen goed idee om op eigen houtje te experimenteren met voeding. Aangezien kinderen op meerdere voedingsmiddelen tegelijk reageren en elk kind op een andere combinatie van voedingsmiddelen reageert, is het onmogelijk om op eigen initiatief uit te zoeken waar een kind niet tegen kan. De kans dat precies de goede combinatie voedingsmiddelen wordt weggelaten uit het dieet, is namelijk zeer klein. Er is dus behoefte aan een sterke opvolging.

Ten slotte zullen er heel wat kinderen ook met een dieet niet geholpen zijn. Ook dit komt uit het onderzoek naar voren. Wie nu dus bezig is met een goede behandeling, kan deze zonder schuldgevoelens verderzetten. In de praktijk zal er nog veel onderzocht en georganiseerd moeten worden vooraleer we op een goede manier gevolg kunnen geven aan de besluiten van dit onderzoek.

Wie meer wil lezen aan het onderzoek kan een kijkje nemen op: